De productiviteit van de landbouwsector neemt af, energieproductiviteit stagneert 

De hulpbronnenproductiviteit van de Vlaamse landbouwsector wordt berekend als de verhouding tussen haar bruto toegevoegde waarde (BTW) en haar hulpbronnengebruik. De productiviteit van de landbouw schommelt, maar is globaal voor de meeste thema's stabiel gebleven of lichtjes achteruitgegaan ten opzichte van 2005. Ze volgt grotendeels de evolutie van de BTW, aangezien het hulpbronnengebruik van deze sector relatief constant bleef in dezelfde periode. Globaal namen het energie- en ruimtegebruik licht af. Het watergebruik nam echter wel toe met 43% in 2022 t.o.v. 2005. Sinds 2017 lag het grondwater- en oppervlaktewaterverbruik van de landbouwsector bijna steeds hoger dan de jaren ervoor vanwege langere droogte- en warmteperiodes. Het hoge neerslagtekort zorgde voor een hoger waterverbruik voor de beregening van gewassen. Ook was vanwege de hoge temperaturen meer water nodig om het vee te drenken. In het natte 2021 daarentegen daalde het gebruik van water in de landbouwsector, wat in combinatie met een relatief constante BTW leidde tot een - eenmalige - stijging van de waterproductiviteit.

Ook de broeikasgasemissies veroorzaakt door de Vlaamse landbouw namen de laatste jaren terug toe. Tot 2008 vond een daling plaats door de afbouw van de veestapel, strengere bemestingsnormen in het kader van het mestbeleid, productiviteitsstijgingen en een daling van het energiegebruik door investeringen in energiebesparende en hernieuwbare technologieën. De toegenomen emissies sinds 2008 deden deze afname teniet. In 2021 steeg de uitstoot met 8% t.o.v. 2005, maar in 2022 daalde ze ten opzichte van het voorgaande jaar. Deze reductie zou kunnen wijzen op een algemene kentering, mogelijk binnen de beoogde uitkomsten van het stikstofdecreet van de Vlaamse Regering. Omdat er momenteel nog onvoldoende data zijn, kunnen nog geen conclusies getrokken worden.

Merk op dat de cijfers van het hulpbronnengebruik minder zeker zijn voor de landbouwsector dan voor andere sectoren vanwege een ruimer gebruik van schattingen en berekeningen dan specifieke metingen.